Wetenschappelijk onderzoek

Ontstaan van overgewicht

Er werd en wordt veel onderzoek gedaan om de mechanismen achter de wijze waarop obesitas ontstaat (pathogenese) te verhelderen. Naast onderzoek dat de pathogenese van obesitas probeert te verhelderen is er eveneens onderzoek naar preventie strategieën, informatievoorziening, overheidsbeleid en behandeling van obesitas.


Los van het aantal ingenomen en verbruikte calorieën.

Voeding & Obesitas

De eeuwige vraag in onderzoek naar obesitas en dieet blijft: is elke calorie een calorie? Met andere woorden, maakt het soort eten, bijvoorbeeld het soort suiker of bewerkt/onbewerkt voedsel, nog verschil in het wel of niet ontstaan van overgewicht. Los van het aantal ingenomen en verbruikte calorieën.

Hier wordt dus al langdurig over gesproken en onderzoek naar gedaan. Feit is dat in de afgelopen tientallen jaren de manier van eten flink is veranderd en dat het aantal mensen met overgewicht en obesitas flink is toegenomen. Recente onderzoeken laten zien dat het nuttigen van bewerkt voedsel en gesuikerde of gezoete dranken de energiehuishouding aanpast, onafhankelijk van de calorie-inname.

Energiehuishouding

Decennia lang is de energiehuishouding een belangrijk onderwerp voor onderzoek. Wetenschappelijk onderzoek naar de energiehuishouding is dan ook noodzakelijk om dit in de toekomst te gebruiken als behandelstrategie. Het energieverbruik lijkt te verminderen bij afvallen, dit blijkt uit een studie gepubliceerd in de New England Journal of Medicine in 1995 van Leibel R.L. et al.

Sociale & Economische oorzaken

Er is een duidelijke link tussen het voorkomen van obesitas en sociaaleconomische status. Kennis over hoe sociaaleconomische status samen met dieet, gedrag en andere factoren de energiehuishouding en gewicht beïnvloeden is van groot belang voor het vakgebied.

Onderzoek gepubliceerd in BMJ laat zien dat personen met een lagere sociaaleconomische status gemiddeld 5-7 jaar minder goed kunnen functioneren in hun leven in vergelijking met personen die een hoog sociaaleconomische status hebben. Opvallend was dat het gemiddelde jaren aan functioneel verlies hoger was in landen met een hoog inkomen dan in landen met een laag inkomen. Mogelijk komt dit doordat in landen met een hoog inkomen er gemiddeld meer mensen met obesitas zijn. Obesitas bleek op zichzelf een grote risicofactor voor het verminderen van de functionaliteit te zijn. Indien een persoon obesitas heeft levert hij gemiddeld 5-7 jaren van functionaliteit in vergelijking met een persoon die een gezond lichaamsgewicht heeft. (Bron: Stringhini et al. BMJ 2018.)

Genetische factoren

Sinds 2005 zijn er talloze studies gedaan naar het verband tussen relatief veel voorkomende gencombinaties, verschijningsvormen (polymorfisme) in de genen, en lichaamsgewicht, body mass index (BMI), lichaamsvetgehalte en heup- en middelomtrek. Op dit moment zijn er meer dan 100 loci (vaste positie waar een gen zich op een chromosoom bevindt) geassocieerd met obesitas. Deze loci bevinden zich over het algemeen in de hersenen. Dit is in overeenstemming met veel wetenschappelijk onderzoek waarin de hersenen als centraal punt wordt gezien als controleur in de energiehuishouding. Echter lijken deze loci maar een klein deel (3-5%) van de variatie tussen personen om obesitas te ontwikkelen te kunnen verklaren. De zwakke voorspellende kracht van deze genen op zichzelf kan wellicht verklaard worden door de interactie van deze genen met de omgeving wat een verhoogd of niet veranderd risico om obesitas te ontwikkelen geeft. Echter zijn er nog veel grotere studies nodig om deze verklaring grondig te kunnen onderzoeken. Daarnaast is het van groot belang om te onderzoeken welke genen kunnen beschermen tegen de ontwikkeling van obesitas.

Door het combineren van honderden gemeenschappelijke DNA-varianten kan veel nauwkeuriger voorspeld worden of een persoon obesitas zal ontwikkelen. Deze “poly genetische risico score” is nog controversieel. Desalniettemin kwamen mensen met een hoge score gemiddeld 7kg lichaamsgewicht aan. Meer onderzoek is nodig om het nut en effectiviteit van deze score aan te tonen. Bron: Khera et al. Cell 2019